15. Dobbelstenen
Ook de dobbelstenen waarmee de Romeinse soldaten onder het kruis de kleren van de gekruisigde verdeelden worden gerekend tot de arma Christi. Alle vier evangelisten vermelden het dobbelen om Jezus’ kleren. Matteüs (27,35-36) verhaalt:
Nadat ze hem gekruisigd hadden, verdeelden ze zijn kleren onder elkaar door erom te dobbelen, en ze bleven daar zitten om hem te bewaken.
De teksten van Marcus (15,24) en Lucas (23,34) komen min of meer overeen met die van Matteüs. Johannes (19,23-24) vermeldt in het bijzonder Jezus’ onderkleed:
Nadat ze Jezus gekruisigd hadden, verdeelden de soldaten zijn kleren in vieren, voor iedere soldaat een deel. Maar zijn onderkleed was in één stuk geweven, van boven tot beneden. Ze zeiden tegen elkaar: “Laten we het niet scheuren, maar laten we loten wie het hebben mag.” Zo ging in vervulling wat de Schrift zegt: “Ze verdeelden mijn leren onder elkaar en wierpen het lot om mijn mantel.” Dat is wat de soldaten deden.
In 19,24 verwijst de evangelist naar Psalm 22,19 waarin, naar wordt verondersteld, David aan het woord is – volgens Augustinus als voorafbeelding van Christus, wiens uitroep aan het kruis Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten? overeenkomen met de beginwoorden van diezelfde psalm.
Maak jouw eigen website met JouwWeb